zondag 16 augustus 2009

Ere wie ere toekomt!

Een pleidooi voor mijn moeke, Gaby Adriaensen (1905-2001)de misprezen echtgenote van Frans van Immerseel (1909-1978).

Ik wil onomwonden getuigen voor de vrouw én echtgenote,die - op de achtergrond - de stuwende kracht was achter mijn vader als man én als kunstenaar.Het gezegde:"achter elke man staat een sterke vrouw",is hier beslist op zijn plaats.
Zonder moeders onvoorwaardelijke en ongelimiteerde steun-door dik en dun - zou vader
nooit tot die hoogte zijn opgeklommen. Deze woorden klinken misschien ongebreideld en wat pathetisch,maar het overlopen van de nuchtere,historische feiten leveren de sterkste bewijzen op.
Laat mij beginnen in de periode voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.
De oprichting van hun eigen uitgeverij"Het Rad"had tot doel:kinderboeken op de markt te brengen als prijsboeken voor scholen. Vader tekende de boekillustraties en onderhield de contacten met de klanten.Moeder nam niet alleen de financiële kant van de zaak voor zich,maar zorgde ook voor de persberichten,het factureren,het verzenden,enz....Op het moment dat de zaak goed begon te lopen,tekende vader-zonder enig overleg met moeder-om naar het Oostfront te trekken. Daardoor was vanzelfsprekend ook de zaak,die zij beiden hadden opgebouwd,opgedoekt. Vaders drang naar avontuur primeerde kennelijk op zijn verantwoordelijkheid als gezinshoofd én als zaakvoerder.
Tegen het einde van de oorlog,wanneer alles voor nazi-Duitsland verloren bleek,werd
vader door de Duitsers naar een strafkamp gezonden wegens"anti nationaal social-
istische bedrijvigheid" later zelfs nog tot een zogeheten "doodscommando"verplicht.
Ook deze avonturen overleefde hij,samen met slechts twee anderen,deserteerde en dook onder in België.
Tijdens diezelfde woelige bevrijdingsdagen werd moeke opgepakt, dit nadat het gepeupel-midden in de nacht-ons huis in brand had gestoken terwijl we boven opgesloten zaten.Gelukkig hebben wij het vuur nog tijdig kunnen blussen.
Moeke werd gegijzeld achter slot en grendel in de citadel van Diest,waar de cellen

met Demerwater waren ondergelopen. Velen stierven er aan tyfus. Later werd moeke overgebracht naar Leuven,om na zes maanden doffe ellende-zonder enige vorm van proces- te worden vrijgelaten.
Gedurende al die tijd bleef vader onvindbaar...Zodra moeke vrij was legde hij contact. Hij had plannen om naar Argentinië uit te wijken,maar verbleef tijdelijk ondergedoken in Parijs. Daar wilde hij eerst wat geld vergaren door portretten te tekenen in de Canadees-Engelse officiersclub. Hij werd echter-door een zogeheten kameraad-verklikt. Gelukkig voor hem was inmiddels de blinde volkswoede geluwd en was de uitvoering van de door het krijgsgerecht uitgesproken doodstraffen opgeschort.Dan brak voor ons de periode van de Belgische "kosthuizen" aan: Begijnenstraat, Sint Gillis,Merksplas en Beverlo.
En wat gebeurde er ondertussen met ons moeke?
Zij spoorde regelmatig naar Parijs met de gevraagde valse papieren,daarna waren het de gevangenissen,met de uit de mond gespaarde centen voor voedsel,boeken,papier,inkt,waterverf enz... Bij elk bezoek kreeg zij een lijst mee met de onmogelijkste opdrachten en verzoekschriften,zelfs tot aan het koninklijk hof.
Intussen had vader een gat in de markt ontdekt:het illustreren van spreuken in het Nederlands,Frans,Engels en Duits. Alle ambachten en beroepen werden onder de loep genomen. De gedrukte spreuken werden terug naar vader gebracht,hij kleurde ze in en bezorgde ze weer aan moeke,zij moest ze dan perkamenteren en inlijsten. Vervolgens reed zij- zwaar beladen-met de bus naar een of ander provinciestadje om er aan te kloppen bij dokters,advocaten en apothekers. Dat was zwaar werk,vooral omdat haar gezondheid erg had geleden. Toch zette zij door en slaagde er zelfs in een beetje te sparen tegen de dag dat vader zou worden vrij gelaten.
Na zijn vrijlating in 1950 werd kunst met een grote K opgeborgen en begon de echte massaproductie,met een hulpje J.S.,die tijdens de week bij ons inwoonde.
Het inkleuren gebeurde met 60 stuks per dag, en wanneer mijn schooluren het toelieten, verdubbelde het aantal. Er werden verkopers per provincie gezocht en alles liep zo vlot dat Vaanderen muren tekort had om al die duizenden spreuken aan op te hangen. Met ongeveer 130 verschillende teksten was er zeker voldoende keuze. Bij aankoop van vijf stuks kreeg men nog een zesde gratis!
Toen kwam de eerste folklorestoet:de "Kattenstoet". Tussen al deze bedrijvigheid door werd ik ook nog ingezet om documentatie te verzamelen in de bibliotheek en de dierentuin het schilderen van de affiches en dergelijke meer.
Vaders dadendrang leek onverzadigbaar toen hij ook nog les ging volgen bij Joris van de Broek en Calders in Mortsel om zich te specialiseren in gebrandschilderd glas.
Zo ontstonden de Breugheliaanse spreuken op glas.
Een genre dat aanvankelijk werd geëxploiteerd om brood op de plank te krijgen, werd bestendigd. Ik zou durven stellen dat dit toch nog zinniger is dan die pseudo-moderne kunst,waarbij rotte aardappelen en uien in condooms,aan het plafond worden gehangen. Inmiddels was ik als interieurarchitecte afgestudeerd en huwde in 1958.

In 1959 echter hing vader zijn jas aan de kapstok, vertrok met zijn juffrouw J.S. en starte een nieuwe episode in zijn leven.
Inden vader zijn zaken correct had achterlaten en een eerlijke overeenkomst met moeke had afgesloten(ook al is het niet erg netjes gezien de stormen die zij gezamenlijk hadden doorstaan), dan zou ik er nog enig begrip voor kunnen opbrengen. Moeke werd echter zonder één frank aan haar lot overgelaten,tot ze na drie jaar van miserie-via gerechtelijke weg-een weinig huishoudgeld kreeg toegewezen. Hulp van echte vrienden en familie hebben haar door die ellendige periode geholpen.

In 1960 veranderde vader nog eens van huisgenote,Jetty Fontein,een hammondorgeliste.
Zij schonk hem een zoon,die werd ondergebracht bij een voedster. Hoe die jongen heette en waar hij is terecht gekomen is mij onbekend.

Dit keer was zij het die er de brui aan gaf. Op een dag vertrok zij met het grootste deel van de inboedel naar betere oorden!
Tijdens deze jaren heeft vader, geheel onverwacht, zijn eigen moeder, Maria Truyts,eigenares van 7 huizen,uit het home gehaald. Ik had haar wekelijks bezocht en opgemonterd en opeens was zij verdwenen. Ik heb haar nooit meer kunnen bezoeken en geen jaar later was de overigens nog flinke,bejaarde vrouw overleden. Pas weken na haar dood kwam mij dit ter ore...
Inmiddels stichtte Vader het "Ros Beyaert" en gaf al zijn aandelen uiteindelijk aan zijn laatste vrouw. Zo werd hijzelf de "onderbetaalde kunstenaar",die met een minimum moest overlevn. Een schoolvoorbeeld van belastingontwijking! Zo was hij meteen ook van zijn verplichting tot verhoging van onderhoudsgeld verlost.

Moeke en ik hebben gedurende de oorlog en tijdens de gevangenisjaren van vader massa's brieven gekregen,vol woorden van liefde en genegenheid. Na 17 jaar gemis waren mijn verwachtingen hoog gespannen. Hoe groot was mijn teleurstellng toen dat alles een grote leugen bleek te zijn!
Vor moeke betekende die 27 jaar:veel leed en weinig liefde,geen erkenning,nooit een knuffel, wel hard werken en dan nog liefst achter de coulissen!
Op 55 jarige leeftijd werd het werkpaard afgeschreven en vervangen door jong bloed.

Mijn vader was een man van uitersten: hij was een geobsedeerde werkverslaafde en een streber,die totaal geen interesse had voor huiselijke sfeer,noch voor warmte of liefde. Hij was het prototype van wat men aan een Bourgondiër toedicht:mateloos eten,drinken en vrouwen. Aan deze ziekte is hij dan ook ten onder gegaan.


Gelukkig heeft moeke,dankzij de steun van mijn echtgenoot en mezelf,ook dat overleefd.Wij hadden de voldoening van haar de laatste zes jaar (1995tot2001) bij ons in huis een echte thuis te bezorgen.
Het zou mij enorm verheugen indien iemand ooit de moed zou kunnen opbrengen om haar-postuum-de eer te bewijzen,die haar toekomt!